Op Lampedusa stijgt de spanning: ‘Wij zijn een solidair volk. Maar we voelen ons in de steek gelaten’

Reportage

Opvang migranten op Sicilië en Lampedusa Lampedusa is een tussenstop in een exodus vanuit Afrika. Duizenden bootvluchtelingen – meer dan het eiland inwoners telt – moeten snel worden overgebracht naar opvang elders, maar het gaat niet snel genoeg. „Europa, Rome: waar zijn jullie?”

Migranten in Pozallo die na te zijn geregistreerd wachten tot ze worden overgebracht naar andere regio’s.
Migranten in Pozallo die na te zijn geregistreerd wachten tot ze worden overgebracht naar andere regio’s. Foto Antonio Parrinello

Didi loopt erbij als een Italiaanse vlag. Rode broek, lichtgrijze trui en een felgroene hoofddoek die het jongetje van vijf uit Abidjan, Ivoorkust, moet beschermen tegen de moordende Siciliaanse zon. Hij glimlacht verlegen. Maria Bamba (31) liet haar twee dochters achter bij haar moeder, en is alleen met hem naar Europa gevlucht. De lange tocht, door vijf Afrikaanse landen, eindigde in een boottocht vanuit Tunesië, vertelt Maria. En die overtocht joeg haar zoveel angst aan dat ze onderweg haar stem is kwijtgeraakt. „Ik heb me de longen uit het lijf geschreeuwd”, klinkt het hees.

Sinds dinsdag zitten moeder en zoon in het overbevolkte opvangcentrum van de hotspot, de eerste opvang, op Lampedusa, het piepkleine Italiaanse eiland dicht bij de Afrikaanse kust. Het is een moeilijke situatie. Al een dag hebben ze niks gedronken of gegeten. Het centrum zit zo stampvol, dat de voedselbedeling chaotisch verloopt. „De mannen duwen ons gewoon opzij”, zegt ze boos. „Ce sont des sauvages, ze gedragen zich als wilden.”

Moet dat nu echt? Gaan ze nou ook al op onze stoep zitten?

Buiten het centrum, dat meer dan tien keer boven zijn capaciteit opereert, zoemt het van de bedrijvigheid. Grote vrachtwagens van het Rode Kruis rijden af en aan, met nog meer goederen en materieel. Bussen komen migranten ophalen om hen per veerboot over te brengen naar asielcentra elders in Italië, om de hotspot van Lampedusa, die nu al dagen uit zijn voegen barst, te ontlasten.

Maar dat verloopt zeer moeizaam. Om één uur ’s middags, op het heetste moment van de dag, wacht midden op straat in de brandende zon een groep van honderden Afrikaanse mannen op een bus die maar niet komt. „Ze zitten hier al sinds acht uur vanmorgen”, zegt Aldo, een vrijwilliger van het Rode Kruis, uit Genua. „En wij dus ook. Ik had niet verwacht dat het zó zwaar zou zijn. Dit is toch niet meer houdbaar.” Een jongeman stapt naar Aldo toe, die vraagt of hij een flesje water wil. „Nee!” zegt de jongeman. „Ik wil hier alleen maar weg.”

Links: Didi en Maria Bamba.
Rechts: Kinderen van migranten in Pozallo, met op een armband hun identificatienummer.

Ine Roox en Antonio Parrinello

Aftandse telefooncel

Normaal voorziet de procedure dat nieuwkomers de eerste dagen na hun aankomst de hotspot niet mogen verlaten. Maar met zo’n overbevolkt centrum is dat nu onhoudbaar. Daarom lopen groepjes mannen, met handdoeken op het hoofd tegen de hitte, het centrum van het stadje in, verdwaasd kijkend naar de toeristen die op de terrasjes een cappuccino drinken. Een jonge Ivoriaan probeert een aftandse telefooncel weer aan de praat te krijgen. Hij haalt veertig euro tevoorschijn. „Hoe werkt dit eigenlijk? Ik wil mama bellen.” Maar de telefooncel werkt enkel met telefoonkaarten, en die worden niet meer verkocht.

Hij stapt dan maar in de richting van de parochiekerk, waar zich rond de lunchtijd een indrukwekkende rij vormt van honderden hongerige Afrikaanse mannen. Dat het Rode Kruis het met de voedselbedeling niet trekt, hebben ook de buurtbewoners gehoord. „En dus hebben we inkopen gedaan, en zijn we beginnen te koken”, zegt Grazia Migliosini (60), uitbaatster van een winkeltje met juwelen en keramiek. „Wij zijn een solidair volk”, zegt ze, terwijl ze water schenkt in de plastic beker van een migrant. Aan de lopende band worden bij de kerk borden uitgedeeld met pasta of rijst met tomaat, couscous met zwarte olijven of verse lasagne. Op de rand van het trottoir eten de migranten hun portie op.

Niet tot ieders vreugde. „Moet dat echt, gaan ze nou ook al zitten op onze stoep?” roept een oudere man. Buurtbewoonster Caterina (77) valt hem bij: „Dit is de hel. Berlusconi, die hield hen tenminste tegen. Hij maakte een akkoord met Gaddafi en dat werkte. Maar ja, nu is Berlusconi dood, en wij zitten ermee.” Maar ook voor Grazia, hoewel al twintig jaar vrijwilliger, is de maat stilaan vol. „Natuurlijk voelen wij ons moe, en in de steek gelaten.”

Op het dorpsplein hangen verschillende witte lakens, met zwarte en rode slogans erop: ‘Geen doden meer op zee!’ en ook: ‘Reguliere immigratie, nu!’ Even verderop staat te lezen: ‘Europa en Rome: waar zijn jullie?’

Van noodtoestand naar noodtoestand

Burgemeester Filippo Mannino (40) voelt het precies zo aan. „De problemen in Afrika en Tunesië zijn toch niets nieuws. Toch hobbelen wij telkens van noodtoestand naar noodtoestand, en een duurzame oplossing komt er nooit.” Wat hij wil? Schepen die vóór het eiland liggen, de schipbreukelingen oppikken en dan meteen naar opvangcentra met veel meer capaciteit brengen. „Zoals de Italiaanse reddingsoperatie Mare Nostrum, die na de grote schipbreuk van 2013 werd opgestart. Zoiets zouden we wéér moeten doen, maar dan met de steun van alle landen die grenzen aan de Middellandse Zee.”

Maar volgens Totó Martello, hoteleigenaar, voorzitter van de lokale vissersvereniging, én tot vorig jaar burgemeester van Lampedusa, krijgt Italië wel degelijk financiële hulp om de hotspot te bestieren. „De EU beloofde 14 miljoen euro om de hotspot beter te beheren en te ontlasten”, zegt Martello, op een bankje in de schaduw voor één van zijn drie luxehotels. „Met dat geld kan men ook boten aanschaffen om de migranten sneller weg te voeren”, zegt de oud-burgemeester, lid van de linkse oppositiepartij Partito Democratico (PD). Maar dat gebeurt niet, zegt Martello, „en nu wordt de veerboot gebruikt, waarmee de inwoners pendelen tussen Lampedusa en Sicilië, en de vissers van het eiland ook hun koopwaar moeten vervoeren. Zodoende komen zij een dag te laat op de markt in Sicilië, waar ze nog maar 50 procent van de prijs krijgen voor hun vis.”

Het verloopt moeizaam en het vergt tijd, maar de migranten worden wel degelijk weggebracht, zegt Francesca Basile, de coördinator van het Rode Kruis bij de hotspot. „Tweeduizend migranten vertrekken vrijdag, en nog eens tweeduizend zaterdag, zolang de machine het trekt”, zegt ze met een vermoeide glimlach.

Volgende etappe

Zo’n overdracht is voor de migranten louter de volgende etappe van hun lange reis. Ze kunnen overal in Italië terechtkomen, maar zaterdag arriveren 780 migranten uit de hotspot van Lampedusa in het opvangcentrum van Pozzallo, een havenstadje in het zuiden van Sicilië. Eerder deze week zijn daar al 142 mannen, vrouwen en kinderen opgevangen.

Bij uitzondering krijgt NRC toegang tot de hotspot van Pozzallo, een groot, geel gebouw met een ruime binnenplaats, volledig omheind met een drie meter hoog felblauw hek, dat streng door de politie wordt gecontroleerd. De hot-spot in de haven binnenkomen bleek enkel mogelijk na een lange bureaucratische procedure en een lawine van telefoontjes naar de burgemeester en de prefect. Hij is de vertegenwoordiger van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Rome, dat elk bezoek eerst met een aangetekende brief moet goedkeuren. Praten met de pas overgebrachte migranten mag, maar herkenbare foto’s of geluidsopnames maken is verboden. Agenten en bewakingscamera’s houden scherp in de gaten of die regels worden nageleefd.

De migranten zijn in twee grote slaapzalen ondergebracht, de ene bestemd voor jongemannen, in de andere verblijven gezinnen met kinderen. De grote, witgeschilderde ruimtes staan vol met rijen blauwe stapelbedden. Sommige migranten trekken een bruine deken over het hoofd om de gevaarlijke overtocht op zee uit hun vermoeide lijf te slapen.

Migranten in de ‘hotspot’ Pozzallo die wachten op overplaatsing.
Foto Antonio Parrinello

Maar Oumar is klaarwakker. In de familieslaapzaal kijkt de drie maanden oude baby met grote, verwonderde ogen naar alle bedrijvigheid om hem heen. Hij lacht guitig als zijn moeder Absetou hem knuffelt en met hem speelt. Ze sloeg helemaal alleen op de vlucht, vanuit Bamako, in Mali. „De tocht heeft vijf maanden geduurd. Ik ben onderweg bevallen, in Algerije.” Ze wil nu naar haar zus, die al enkele jaren in Rome woont.

In de mannenafdeling schuiven migranten aan voor de douche. Ernaast staat een tafelvoetbaltafel, en daartegenover ligt een stapel mobieltjes te laden aan de talrijke stopcontacten. Rachida, een 27-jarige vrouw uit Benin in een rood T-shirt en felgele rok, loopt de ruimte binnen om te zeggen dat ze haar ouders nog niet kon bellen. Een Afrikaanse moeder vraagt melk voor haar baby.

De migranten zijn gedesoriënteerd. Pas enkele uren eerder, in het holst van de nacht, zijn ze overgebracht naar Pozzallo, en de meesten hebben geen idee waar ze nu precies zijn. De hulpverleners wilden hen eerst wat laten slapen.

Na de zoveelste vraag teken ik op mijn blocnote een kaartje en duid daarop Lampedusa, Sicilië en Italië aan. „Dus we zijn toch nog steeds in Italië? Gelukkig!” zegt Ayed Kedeir, uit Tunesië, opgelucht.

Politieagenten trappen op de binnenplaats een balletje met enkele kinderen. Tunesische en Afrikaanse jongemannen spelen onderling een potje voetbal, blootsvoets in de brandende Siciliaanse middagzon. „Je vraagt je af hoe ze die hitte aan hun voeten verdragen”, zegt een agent. „Sommigen zijn heel goeie voetballers. Met plastic flesjes of teenslippers bakenen ze een heel klein doel af, zodat scoren nog moeilijker wordt.”

Migranten verdrijven de tijd, terwijl ze wachten tot ze worden overgebracht naar elders.
Foto’s Antonio Parrinello

Pijnlijke hernia

Nu is de sfeer rustig, totdat ook Pozzallo vol zit, vreest Fatiha El Arbaoui, een Marokkaans-Italiaanse hulpverleenster die al tien jaar in de hotspot werkt. Ze spreekt uit ervaring, want twee jaar geleden staken enkele migranten een stapel matrassen in brand. In de chaos die ontstond wist een dertigtal onder hen te ontkomen. In de brand werd ook de grote televisie in de slaapzaal van de mannen vernield. De deur van de ziekenboeg en van het toilet zijn nog steeds kapot. Volgens Fatiha is de brand gesticht door de Tunesiërs: „Die zijn vaak gefrustreerd, bang dat ze terug worden gestuurd.”

Bang dat hun aanvraag tot bescherming straks wordt afgewezen omdat er in Tunesië geen oorlog of conflict woedt, vertellen de Tunesiërs tot in het grootste detail over hun medische problemen. -Ayed Kedeir (42) is met zijn vrouw Wafa Berim (34) en dochtertje Ayett Allah (1) uit de Tunesische stad Mahdia gevlucht en kampt met een pijnlijke hernia. Zijn vrouw heeft last van poliepen en cystes, terwijl Ayett zit met een nare bronchitis.

Maar ook de sub-Saharaanse Afrikanen in deze hotspot wacht nu een lastig gevecht voor verblijfspapieren. Sommigen geven grif toe dat ze geen oorlog, maar wel de pure armoede zijn ontvlucht. Zoals Abdellah (25), een lange, potige jongeman met een klein baardje, uit Benin. Rustig, beantwoordt hij elke vraag. Drie dagen zat hij op zee, en dat was „un peu difficile” – een beetje moeilijk: „Onze boot was lek. We moesten de hele tocht lang water wegpompen om het te halen.”

Lees ook: Meloni beloofde een ‘zeeblokkade’, tegelijkertijd krijgen steeds meer migranten van buiten de EU een werkvergunning

Twee weken was hij in Tunesië, waar „ze niets moeten weten van Afrikanen. Ze mishandelen ons daar.” Details geeft hij niet. Vertrekken uit Benin was niet eens zijn eigen keuze, dat heeft zijn familie voor hem beslist. „Papa is dood, en mama blijft achter met negen kinderen.” Hij moest naar Europa om het hier te maken, zodat hij straks met zijn inkomen de hele familie in Benin kan onderhouden. Hij draagt een geel T-shirt dat hij kreeg in het opvangcentrum, en glimlacht beleefd. Hij lijkt fit en sterk, maar zijn vermoeide ogen verraden de last die op zijn schouders rust. Hij heeft Europa dan wel veilig bereikt, maar staat nog maar aan het begin van een heel nieuwe tocht.